Begin januari was het
zacht en zonnig en onmiddellijk hoorden we de eerste zingende koolmezen of een zacht murmelende roodborst. Wat
een voorjaarsgevoel! Hoe werkt dat ook alweer precies met voorjaar en
vogelzang? Daar is veel onderzoek naar gedaan. De koolmees heeft – net als
andere zangvogels – een complex, ingebouwd mechanisme dat mannetjes en
vrouwtjes voorbereid op het voortplantings-seizoen. De toenemende daglengte is
daarvoor hèt cruciale signaal. Licht wordt waargenomen via het oog en in de
hersenen stimuleert dat de productie van neurohormonen (in de hypothalamus en
de hypofyse). Die hormonen prikkelen verschillende organen, zoals de
geslachtsorganen die zich ontwikkelen voor de voortplanting. Maar ook de
spiertjes van het spraakorgaan van de vogel (syrinx) worden geprikkeld: de vogel
gaat zingen.
Elke vogel zingt het lied
van zijn soort. Deze soort specifieke zang is deels erfelijk vastgelegd, maar
moet ook geleerd worden. Jonge vogels moeten de zang van een mannetje (meestal
hun vader) horen binnen twee maanden nadat ze uit het ei komen. Daarna moet een
jong mannetje nog veel oefenen om het zo goed te kunnen dat hij rivalen vocaal
de baas is en dat een vrouwtje hem kiest. Uit onderzoek bleek dat dialecten
heel normaal zijn: Hengelose koolmezen zingen hun lied altijd net een beetje anders
dan Deventer koolmezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten